Jacob FICKEL

Jacob FICKEL

Eigenschaften

Art Wert Datum Ort Quellenangaben
Name Jacob FICKEL [1]
Beruf @X22864163@

Ereignisse

Art Datum Ort Quellenangaben
Geburt 1798 (ermittelt aus der ursprünglichen Angabe "17-11-1798") GODDELAU nach diesem Ort suchen
Heirat 8. September 1830 Soerakarta nach diesem Ort suchen

Ehepartner und Kinder

Heirat Ehepartner Kinder
8. September 1830
Soerakarta
Maria Elisabeth TRIEBEL

Notizen zu dieser Person

8 jaar 7 1/6 maanden in Hessische dienst. 31 maart 1825 paspoort toegestaan. Op 18 aug 1828 aangekomen in Oost Indie met het schip Anthonij. Vrijwillig via Harderwijk geengageerd voor 6 jaren. 8 oktober 1828 korporaal. op 1 januari 1835 brigadier. 29 januari 1835 paspoort toegestaan en toen ook waarschijnlijk afgezwaaid. Als er werd gevochten in Nederlands-Indië - en dat gebeurde met enige regelmaat – viel niet te volstaan met de aanvoer van militairen via wervers in Nederland. Dan werden in allerijl duizenden extra mannen geworven in het buitenland. De meesten van hen waren Duitsers. Van de 175.000 officieren en soldaten die tussen 1815 en 1909 voor het KNIL-leger werden geworven, kwamen er 24.000 uit Duitsland. Het KNIL richtte zich in een actieve werving zowel op mannen met een militaire achtergrond als op mannen zonder militaire ervaring. Zo was een flinke groep Duitse militairen afkomstig uit korpsen die na de Napoleontische oorlogen waren ontbonden. Vandaar dat men vandaag de dag in Nederland vele Indische families met buitenlandse achternamen tegenkomt. Wie zijn tijd in de Indische kazernes en militaire expedities overleefde, keerde meestal weer terug naar Europa. Maar ongeveer 20 procent van de buitenlanders bleef na zijn diensttijd achter en bouwde in Indië een bestaan op. Een flink aantal maakte als militair bescheiden carrière en bracht het tot sergeant. Deze onderofficieren konden gewoonlijk behoorlijk lezen en schrijven. Zij konden daarom gemakkelijk terecht in de koloniale burgersamenleving. Vele voormalige soldaten van buitenlandse komaf vonden een baan in Indië, trouwden er en raakten op de Nederlandse cultuur  georiënteerd. Toen Indonesië in 1949 onafhankelijk werd, zijn praktisch alle Indische Nederlanders ongeacht hun Franse, Duitse of andere buitenlandse wortels naar Nederland gekomen. Alleen wie geen strafblad had en langer was dan 1 meter 59 werd aangenomen. Mannen uit de maatschappelijke onderklassen kwamen daarom meestal niet in aanmerking. Zij hadden niet alleen vaak wat op hun kerfstok, maar waren vaak ook te slecht gevoed gedurende hun jeugd om de verlangde minimumlengte te halen. (http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/term/Europese%20KNIL-soldaten/volledige-tekst). De Europese soldaat in het Indische leger was een figuur, zeker in de negentiende eeuw, wiens plaats aan de zelfkant van de koloniale samenleving een gevolg was van het feit dat hij militair was. Om zijn dapperheid beloond met de hoogste onderscheidingen, was hij maatschappelijk gezien een paria, door de Europese burgerbevolking in de kolonie uitgestoten en gemeden als een melaatse. Alleen officieren hadden aanzien, al was het alleen maar om de huwelijkskansen van de Europese dames te vergroten. Maar zelfs een officier kon zich dikwijls een huwelijk niet veroorloven in verband met de exorbitante eisen die aan zijn vermogenspositie werden gesteld. Een order uit 1835 bepaalde onder andere dat geen kapitein of ander subaltern officier in het huwelijk kon treden als hij niet voor ten minste dfl 20.000,- was aangeslagen in de onroerend goed belasting. Weliswaar werd dit bedrag in 1869 verminderd tot dfl 7.000,-, maar het verschijnsel njai of inlandse huishoudster was ook toen bij officieren eerder regel dan uitzondering. Wat voor soort mensen melden zich aan voor dienstneming in het Indische leger? Een vreemde nationaliteit vormde geen belemmering omdat de animo in Nederland om bij het Indische leger te dienen maar zeer gering was. Pogingen om daarin verbetering te brengen door verhoging van de handgelden mochten weinig of niet baten. In een wervingsvoorschrift van 1814 komt de nu naïef klinkende bepaling voor dat de werfhuizen om meer aantrekkingskracht te oefenen voorzien konden worden met een vlag of diergelijk opwekkend teeken. De uitgestoken vlag noch het handgeld waren voldoende om bij de Nederlander de lust tot dienstneming te vergroten. Dit gebrek aan animo was een ernstig probleem omdat de in de 19e eeuw langzaam voortschrijdende vestiging van het Nederlands gezag over heel Indië steeds meer mankracht vergde, die voor een deel (dat vereiste de samenstelling van het leger) uit Europeanen moest bestaan. Om aan de gestegen behoefte te kunnen voldoen werden de eisen steeds lager gesteld. Bovendien waren vreemdelingen sinds de teruggave van Nederlands-Indië steeds een onmisbaar element geweest om het tekort aan Europeanen in het leger aan te vullen. Het is begrijpelijk dat onder deze omstandigheden niet altijd de meest oppassende en brave lieden 'uit den beschaafden stand', zoals dat in de 19e eeuwse terminologie heette, naar de Oost vertrokken. http://www.engelfriet.net/Alie/Hans/knil.htm Toen Nederland na het tijdperk Napoleon in 1815 als zelfstandige staat herrees, kreeg het ook een aantal vroegere koloniale bezittingen terug. Ten behoeve van het veiligstellen van de Nederlandse koloniale belangen werden expeditietroepen uitgezonden. In verband met de Java-oorlog (1825-1830) werd in de jaren 1826-1827 ook nog eens een speciale troepenmacht geformeerd en uitgezonden. Deze troepen werden vooralsnog als bestanddeel van de Nederlandse Krijgsmacht beschouwd. Het besluit (“Algemeene Orders voor het Nederlandsch Oost-Indische leger”) van de Gouverneur-Generaal Johannes van den Bosch van 4 december 1830, waarbij een nieuwe organisatie voor het leger in Oost-Indië werd vastgesteld, geldt als het begin van een afzonderlijk Oost-Indisch Leger. Het bestond toen uit 8 mobiele korpsen, elk met een bataljon infanterie, een compagnie cavalerie en 4 stukken bergartillerie, met een totale sterkte van 600 Europese en 37 inlandse officieren en 12.905 onderofficieren en minderen http://www.indischeharderwijkers.nl/historie.html#.Un6hbpFmFG4 De geschiedenis van Harderwijk heeft meer moois te bieden. Zo is van 1815 tot 1909 in Harderwijk het ‘Koloniaal Werfdepot’ gevestigd (tot 1844 het Muntgebouw genoemd), dat bijna 200.000 vrijwillige militairen opleidt voor het Koninklijke Nederlandsch-Indische Leger (KNIL). De Harderwijkse middenstand, kroegen en prostituees varen er wel bij. Vanwege het drankmisbruik en de prostitutie komt de stad bekend te staan als ‘de goot van Europa’.

Quellenangaben

1
 Algemeen Rijks Archief . Ministerie van Kolonien ‘s-Gravenhage. Stamboek militairen. Archiefnummer 2.10.50 Inventarisnummer 102 Stamboeknummber 3376

Datenbank

Titel Fickel
Beschreibung
Hochgeladen 2014-03-04 23:26:50.0
Einsender user's avatar Arthur Fickel
E-Mail Arthur.Fickel@lowland.com
Zeige alle Personen dieser Datenbank

Herunterladen

Der Einsender hat das Herunterladen der Datei nicht gestattet.

Kommentare

Ansichten für diese Person