Notizen zu dieser Person
"De lettergreep brinck in den oudfrieschen geslachtsnaam Brinckama heeft met het nederduitsche woord brink, dat zoo veelvuldig in nederlandsche plaats- en geslachtsnamen voorkomt (zie bl. 289), niets te maken. Immers dit is, als B r i n k e, eenfriesche mansvóórnaam , en wel een verkleinfonn van den oorspronkelilten naam Brinne, Brinno, welke door Tacitus reeds vermeld wordt als aan eenen Kaninefaat eigen te zijn. Van dien zelfden form Brinke, Brink, die ons ook voorkomt in den samengestelden mansvóórnaam Brinkmar (een friesche edelman uit de groninger Ommelanden, in de 13lle eeu levende, heette Brinkmar Haigienga), zijn nog afgeleid de geslachtsnamen Brinksma en Brinks, beiden vadersnamen, en de plaatsnaam Brinkum (Brinka-heim = woonplaats van Brinke), die aan twee dorpen eigen is, één in Oost-Friesland en één in Hoya (Hanover). De oorspronkelike, onverkleinde form van dezen naam Brinno bestaat nog in den engelschen plaatsnaam B r i n n i n gton (in Derbyshire byChesterfield), welke plaatsnaam in Engelland ook als geslachtsnaam voorkomt." (De Nederlandsche geslachtsnamen in oorsprong, geschiedenis en beteekenis)
Zur Namensherkunft des Nachnamens Brinkema. Vom friesischen Vornamen Brinke. Ein Brinkmar Haigienga lebte im 13. Jahrhundert.
Brinkama soll ostfriesischer Herkunft sein.
Heiratet 1702 in der Kirchengemeinde von Baflo und Rasquert eine Afke Tonnis. 1703 wird der Sohn Klaes dort getauft. 1707 der Sohn Tönjes. 1708 wird in Eenrum die Tochter Trijnje getauft, Luitjen Claasens wird als "Luitjen Clasens Mulder" betitelt. 1710 wird eine weitere Tochter namens Trijnje getauft.